1886 De kastelen van Koning Lodewijk II van Beieren

Reisverhalen > De kasteelen van Koning Lodewijk II van Beieren

The Project Gutenberg EBook of De kasteelen van Koning Lodewijk II van Beieren, by Anonymous This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever.  You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.net

Herrenchiemsee; de Marmeren voorhof.

Herrenchiemsee; de Marmeren voorhof.

Eenige weken na den tragischen dood van den ongelukkigen Koning Lodewijk II van Beieren, over wiens leven nog altijd een geheimzinnige sluier hangt, die wellicht nooit geheel zal worden opgeheven, maakten de dagbladen bekend dat de kasteelen, waaraan de Koning zoo groote schatten had ten koste gelegd en waaromtrent zulke fantastische verhalen in omloop waren, ter bezichtiging voor het publiek zouden worden opengesteld. Ik aarzelde niet lang en besloot aanstonds deze vorstelijke residentiën te gaan zien; zeer waarschijnlijk zouden zij mij iets openbaren omtrent het innerlijke, intieme leven van den monarch, wiens sympathieke figuur mij steeds had aangetrokken en wiens treurige dood op Pinksterzondag, 13 Juni 1886, mij zoo diep getroffen had.

Ik begaf mij dus rechtstreeks naar Munchen, waar ik overvloedige gelegenheid had om alle noodige inlichtingen voor mijne verdere reis te bekomen.

In het begin van Augustus, na het eindigen van den zwaren hofrouw, gaf de Prins-Regent last, dat de drie kasteelen Neu-Schwanstein, Linderhof en Herrenchiemsee, die tot dusver door geen oningewijde waren betreden, voor het publiek zouden worden opengesteld. Al aanstonds vond men in de boekwinkels te Munchen tal van brochures, waarin de kasteelen tot in de kleinste bijzonderheden werden beschreven, de verschillende wegen aangeduid om er heen te gaan, en verdere inlichtingen verstrekt omtrent het verkrijgen der toegangskaarten.—Deze toegangskaarten kosten voor Neu-Schwanstein en voor Herrenchiemsee twee mark en voor Linderhof drie mark.—De vele kunst- en plaathandelaars stelden allerlei photografiën ten toon; portretten van Lodewijk II in de verschillende tijdperken van zijn leven, allegorische voorstellingen van zijn dood en afbeeldingen van zijne paleizen en kasteelen. Daar ik echter ook een photografietoestel had medegenomen, wenschte ik zelf eenige afbeeldingen te maken, waartoe mij eene bijzondere vergunning werd verleend door de kanselarij van den grootmeester der kroon.

Aangezien ik de koninklijke kasteelen naar de volgorde hunner stichting wilde bezoeken, richtte ik in de eerste plaats mijne schreden naar Neu-Schwanstein, den half feodalen burcht, door Lodewijk II gebouwd in de nabijheid van het kasteel Hohenschwangau, op de noordelijke helling van de tyroolsche Alpen, niet verre van het stadje Füssen, dat aan den grooten weg van Augsburg naar Innsbrück, op de zuidelijke grens van Beieren ligt.

Drie hoofdwegen voeren van Munchen naar Neu-Schwanstein; ik koos den weg naar het meer van Constanz, en stapte na drie uren sporens, aan het station te Kempten uit. Van Kempten, eene nijvere stad met veertienduizend inwoners, begaf ik mij per rijtuig—eene soort van kabriolet met een paard bespannen—naar Füssen. De afstand bedraagt acht-en-dertig kilometers en de weg is over het algemeen vlak; maar noch de koetsier, noch het paard maakt bijzondere haast, zoodat ge voor dien rit op minstens zes uren rekenen moet. Nu, dat doet er niet toe: op een mooien Septemberdag is zulk een rit van Kempten naar Füssen een waar genot. De weg loopt aanvankelijk door prachtige smaragdgroene weilanden; de nahooioogst is in vollen gang, en de zwaar beladen karren, de boerinnen met hare roode hoofddoeken en de maaiers met hun zeisen en vorken vormen, bij den helderen zonneschijn, schilderachtige groepen. De vriendelijke woningen der dorpen staan ieder op zich zelve te midden van bloemtuintjes, waarin ge op hooge staken ooievaarsnesten ziet. Langzamerhand naderen wij de hooge bergketen, die als een reuzenmuur uit de vlakte oprijst; de weg loopt langs den oever van een schilderachtig meer, de Weissensee, en brengt ons eindelijk te Füssen, aan den voet der met dicht bosch begroeide granietbergen. De oude kleine stad ligt zeer pitoresk aan den oever van de Lerch; hoog boven haar troont het voormalige kasteel der bisschoppen van Augsburg, benevens de indrukwekkende gebouwengroep van een aanzienlijk Benediktijner-klooster.

Een goed paard zou u in een kwartier van Füssen naar Hohenschwangau kunnen brengen; de weg loopt aanvankelijk langs den voet der bergen, en overschrijdt dan de grenzen van het koninklijk domein. Weldra bespeurt ge, hoog boven u en scherp uitkomende tegen den donkergroenen achtergrond, de witte massa van Neu-Schwanstein, als het ware hangende tegen den steilen rotswand. Een weinig verder buigt de weg rechts om en voert u in eene kleine vallei, waarin het gehucht Hohenschwangau ligt verscholen. Dit gehuchtje bestaat slechts uit zes of zeven huizen, die, om zoo te zeggen, deel uitmaken van het oude kasteel, aan welks voet zij verspreid liggen. Daar vindt men de trouwens zeer eenvoudige koninklijke stallen, en de herberg de Alpenroos, waar de reizigers, die niet te Füssen willen overnachten, logies kunnen vinden. Deze herberg, vroeger uitsluitend voor de hofbeambten bestemd, is te bekrompen om de talrijke bezoekers te ontvangen, die eensklaps dit stille dal hebben overstroomd. Op zijn hoogst kunnen twintig reizigers nachtverblijf vinden in de kleine eenvoudige kamers dezer herberg; en de landelijke kellnerinnen hebben des middags de handen vol om al de hongerige gasten te bedienen, die in de lage gelagkamers en in de prieelen rondom de tafeltjes zijn gezeten en verlangend uitzien naar het eenvoudige maal van vleesch met aardappelen en sla, natuurlijk overvloedig besproeid door bier.

Vlak tegenover de Alpenroos steken de vier gekanteelde torens van Hohenschwangau boven het hoog geboomte uit; een pad voert u binnen eenige minuten naar het kasteel: een niet groot vierkant gebouw, dat door Maximiliaan II, den vader van den overleden Koning, ter vervanging van een vervallen feodalen burcht werd gesticht. Aan dien bouw zijn zeker geene groote kosten besteed, want de geel gepleisterde muren zijn reeds op verscheidene plaatsen gescheurd. Ook de inwendige dekoratie is hoogst eenvoudig; het ameublement mist stijl; de versierselen zijn weinig artistiek en vertoonen bijna allen de figuur van een zwaan, den legendarischen vogel dezer streek. De muurschilderingen aan de wanden van alle kamers onderscheiden zich door haar koel koloriet en de ietwat stijve correctheid harer teekening. Zij stellen verschillende episoden voor uit de oude legenden van de Schwangau en van den Zwanenridder, benevens tafreelen uit de middeleeuwsche historie van de Hohenstauffen en de oude hertogen van Beieren.

Dit kasteel was het geliefkoosde verblijf van Koning Maximiliaan II, die een groot minnaar was van de natuur en de eenzaamheid der bergstreken; zijn zonen, de jonge prinsen Lodewijk en Otto, brachten hier voor het meerendeel den gelukkigen tijd hunner jeugd door. Vermoedelijk ontkiemde in deze omgeving bij Lodewijk II die hartstocht voor de eenzaamheid, die zulke noodlottige gevolgen voor hem gehad heeft, en ontwierp hij hier de plannen voor zijne latere scheppingen. Sedert den dood van zijn vader heeft Koning Lodewijk II, die tot in den laatsten tijd zijns levens meermalen op Hohenschwangau resideerde, in het inwendige van het kasteel slechts eene enkele verandering aangebracht. Deze betrof zijne slaapkamer, een klein vertrek van vijf meters in het vierkant, waar thans drie kunstmatige oranjeboomen hunne met vruchten beladen takken uitbreiden onder eene donkerblauwe met gouden sterren bezaaide zoldering, en te midden der zuidelijke landschappen langs de wanden. Uit deze kamer heeft men het gezicht op den Schwanstein (de Zwanenrots), waarvan de toen nog kale top ongetwijfeld indruk moest maken op de zoo ontvankelijke artistieke verbeelding van den jongen vorst.

In September 1869, ruim vijf jaren na zijne troonsbeklimming, legde Lodewijk II den eersten steen van Neu-Schwanstein, op de plek waar vroeger eene overoude vesting stond, in de nabijheid van rotsen, waar men nog sporen ziet van romeinsch metselwerk. Het kasteel, in romaanschen stijl gebouwd, ligt tweehonderd meter boven de omringende vlakte en duizend meter boven de zee, op eene langwerpige rots. Naar het westen hangt die rots samen met den berg, waarop Hohenschwangau verrijst; ten noorden daalt zij bijna loodrecht naar de vlakte af; terwijl zij ten zuiden en ten oosten met steile helling zich verliest in diepe afgronden, waarboven de woeste bergtoppen oprijzen, langs wier zijden de onstuimige Pöllat naar beneden bruist. Geweldige fondamenten van graniet—als het ware eene voortzetting der rots—dragen het hoofdgebouw, de vleugels, de voorpoort en den zestig meters hoogen toren, die zich fier in de lucht verheft. Van welke zijde men het ook aanschouwt, steeds maakt dit trotsche kasteel een overweldigenden indruk.

Een breede weg, ter wederzijde door eeuwenheugende dennen omzoomd, die van Hohenschwangau bergopwaarts stijgt en langs den noordelijken gevel van het kasteel loopt, brengt u naar de voorpoort: een middengebouw met twee torens; boven de met twee withouten deuren gesloten poort prijkt het koninklijk wapen. In dit voorgebouw bevindt zich eene zaal met fraaie muurschilderingen, waar de Koning het middagmaal gebruikte, zoolang zijne vertrekken nog niet in orde waren gebracht. Door deze voorpoort komt men op een voor- of buitenhof, beneden den grooten, hooger gelegen binnenhof; rechts ziet men den Ridderbouw; in het midden de grondslagen der nog onvoltooide kapel; links de fondamenten van een evenzoo onvoltooiden vleugel. Een van planken gemaakte voorloopige trap voert van den eersten naar den tweeden hof, waarop zich in volle majesteit de voorgevel van het eigenlijke paleis verheft, vier verdiepingen hoog, gekroond met een hoog spits toeloopend dak. In zijn soberen, ernstigen eenvoud, met zijne strenge lijnen en smaakvolle rondboogvensters, heeft deze façade een waarlijk monumentaal karakter.

De benedenverdieping van het paleis is zwaar gewelfd en verdeeld in ruime lokalen, bestemd voor keukens en dergelijke, voor het plaatsen van verwarmingstoestellen en voor een hijschtoestel, dat tot de bovenste verdieping reikt.—De eerste verdieping, waarheen van de binnenplaats een trap voert, bevat de vertrekken voor het personeel der hofhouding en eene fraaie galerij, die in den toren van de hoofdtrap uitkomt. Terwijl de tweede verdieping nog geheel onafgewerkt is, bevat de derde, die twee jaren geleden voltooid werd, de bijzondere vertrekken van Koning Lodewijk II: in de eerste plaats verschillende antichambres en twee vestibulen; de grootste dezer vestibulen geeft toegang tot het kabinet, de kleine grot en den salon; de andere, tot de eetzaal, de slaapkamer en de kleedkamer.

De versiering dezer vertrekken, die allen zeer ruim zijn en met elkander in gemeenschap staan, is bij uitstek prachtig, en wel van die degelijke soliede pracht, die allen valschen schijn schuwt en zich door artistieke zuiverheid van teekening en kleur kenmerkt. De caissons der zolderingen, de paneelen van het houtwerk zijn in massief eikenhout uitgesneden; de sloten zijn meesterstukken van smeedkunst; de voortreffelijke freskoos en geschilderde tapijten, die de wanden der vestibulen en der kamers bedekken, zijn van de hand der beroemdste schilders van Munchen. Daar ontplooien zich voor het oog de beelden der oude duitsche sagen en legenden, en de hoofdmomenten uit de beroemdste operas van Wagner: de geschiedenis van de Nibelungen, van Tristan en Ysolde, de mystieke avonturen van Lohengrin, en de vreedzame wedstrijden der minnezangers.—Alleen de slaapkamer des Konings is in gothischen stijl versierd. Het monumentale ledikant leunt tegen donkere beschotten; de prachtig bewerkte en rijk gebeeldhouwde hemel reikt tot aan de zoldering. Aan het hoofdeneinde ziet men eene schilderij van de Madonna met het Kind Jezus.—Naast deze kamer, waarvan de strenge ernst den bezoeker onwillekeurig treft, bevindt zich eene kleine bidkapel; eene breede deur tegenover het ledikant voert naar de eetzaal. Naar men mij verhaalde, vertoefde de Koning het laatst in dit vertrek alvorens hij, den dag vóór zijn dood, naar Berg vertrok; in deze kamer had hij, des nachts, met doctor Gudden dat gesprek, dat over zijn lot besliste. Uit de eetzaal, uit de slaapkamer en uit de bidkapel heeft men een verrukkelijk schoon uitzicht op den onstuimigen, bruisenden bergstroom, op de boven den afgrond zwevende Mariënbrücke en de indrukwekkende massa van den Sauling, wiens top nog duizend el hooger in de wolken reikt.

Het grootste sieraad van deze verdieping is echter de troonzaal: zij is twintig meter lang, twaalf meter breed en dertien meter hoog, en in byzantijnschen stijl gebouwd. Van de pracht dezer echt koninklijke zaal kan men zich moeilijk een denkbeeld maken. De vloer bestaat uit een uitnemend fraaie mozaïek in doffe kleuren; aan den koepel schittert, op hemelsblauwen grond, een gouden zon; langs drie zijden der zaal loopt eene galerij rustende op kolommen van nagebootst porfier, ter hoogte van de vierde verdieping bevindt zich eene tweede galerij, waarvan de bogen door kolommen van nagebootst lapis-lazuli worden gedragen. Op den achtergrond der zaal voeren negen wit marmeren trappen naar een halfrond platform, eene soort van apsis, waarop een troon van elpenbeen moest worden geplaatst. De muurschilderingen moeten allen de in den aard der dingen gegronde, niet zonder schade te verbreken betrekking tusschen staat en kerk, troon en altaar verzinnelijken. Profeten van het Oude Testament, wetgevers der heidensche volken die er nimmer aan dachten dat innig verband te ontkennen, koningen en vorsten die zich als verdedigers der christelijke Kerk onsterfelijke eer verwierven, zij allen staan daar gegroepeerd rondom den Christus, den Koning der Koningen, die boven allen in glorie zweeft. Deze troonzaal is eenig onder meer dan een opzicht, ook hierin dat de steenen loggia, die haar aan de eene zijde begrenst, een panorama biedt, zoo schoon als men zich denken kan. Over de donkere pijnbosschen heen, rust de blik op die twee zoo hoogst schilderachtige, bekoorlijke meren, de Alpsee en de Schwansee, omlijst door romantische bergen en steile spitsen; ter linkerhand schuimt en bruist de Pöllat; rechts opent zich de wijde horizon der bloeiende groenende vlakte, bezaaid met dorpen en vlekken, doorsneden van meren en rivieren.

Ge zoudt meenen dat er na deze troonzaal niets meer te zien is: toch houdt de vierde verdieping nog eene ongedachte verrassing bewaard: de Sängersaal, eene navolging van de historische zaal op den Wartburg. De Koning had voor dit vertrek eene bijzondere voorkeur, en wijdde opzettelijke studie aan zijne versiering. De zaal heeft eene lengte van dertig, bij eene breedte van tien meter, en neemt de geheele ruimte van de bovenste verdieping in, tusschen de groote vestibule en het bovenste gedeelte van de troonzaal. Ter linkerzijde vormt eene kolonnade, ter halver hoogte van de zaal, eene open galerij, die een zeer goed effekt maakt. Tusschen de talrijke vensters, waardoor een stroom van licht valt op de levendige kleuren en het goud der dekoratie, ziet men beschilderde en gesneden paneelen, tafreelen voorstellende uit de legende der paladijnen van de Ronde Tafel. Aan de met caissons versierde, schuin oploopende zoldering hangen groote lichtkronen, waarop, met inbegrip van hooge kandelabres, niet minder dan zeshonderd lichten kunnen branden. Men zegt dat de Koning meermalen al deze lichten liet aansteken, en dan op de Mariënbrücke ging staan, om in stille zomernachten, zijne zaal te zien baden in licht.

Zoowel in- als uitwendig is er aan het kasteel Neu-Schwanstein nog veel te doen. Van den kolossalen wachttoren, die nog boven den tegenwoordigen toren moet uitsteken, is nog niets te zien. Maar het bouwen wordt ijverig voortgezet, en naar men zegt, zouden de beheerders der fortuin van den tegenwoordigen krankzinnigen Koning Otto van voornemen zijn, het kasteel zoo veel mogelijk te voltooien. Het zou ook inderdaad jammer zijn, indien men deze echt koninklijke stichting, die meer dan eenige andere der nagedachtenis van den ongelukkigen monarch tot roem zal strekken, onvoltooid liet; de toekomstige Koningen van Beieren zouden daardoor eene residentie missen, die elke vorst hun benijden mag.

Ik bleef eenige dagen te Hohenschwangau, vooral van een vrijdag gebruik makende om op mijn gemak alle schoonheden der plaats te genieten. Dit is namelijk de eenige dag der week, waarop de koninklijke kasteelen voor het publiek gesloten zijn, en het dus in den omtrek betrekkelijk stil is. Ik maakte ook heerlijke wandelingen, onder het geleide van den officieelen gids van Hohenschwangau, een flinken landman met een militair voorkomen, gekleed in het schilderachtige kostuum der bergbewoners.

De meeste toeristen gaan in zes uren rechtstreeks van Hohenschwangau naar Linderhof, of omgekeerd, en volgen daarbij den rijweg over de bergen. Daar ik echter gaarne een kijkje wilde nemen in de vallei van Partenkirchen, een van de schoonste streken van Opper-Beieren, koos ik dat dorp als rustpunt, eer ik mijne reis naar Linderhof vervolgde.

Ik reed aanvankelijk door de vallei van de Lerch, tot het stedeke Reutte, waar wij eene vrij steile helling moesten bestijgen. Het landschap wordt nu schier van oogenblik tot oogenblik schooner. Aanvankelijk loopt de weg door eene diepe smalle kloof, waarvan de hellingen met prachtige wouden bekleed zijn, en waar de Steuren, een onstuimige bergstroom, een fraaien waterval vormt; dan komen wij aan de Plansee, een groot somber meer, waarvan de groenachtige wateren twee afgelegen woningen, eene aan elk uiteinde van den plas, bespoelen. Het is eene opeenvolging van woeste, romantische landschappen, waar dennen, dooreen geworpen rotsen en stroomende wateren elkander den voorrang betwisten.

Partenkirchen en het naburige dorp Garmisch liggen in eene wijde vallei, aan alle kanten door bergen ingesloten. De twee zoo nabij elkander gelegen vlekken bieden evenwel eene zeldzame tegenstelling. Terwijl Garmisch met zijne bruin geverfde of met godsdienstige muurschilderingen versierde woningen, die allen te midden van aardige tuintjes op zich zelven staan, eene groote oppervlakte beslaat, scharen de huizen van Partenkirchen zich in rij en gelid naast elkander, ter wederzijde van eene hoofdstraat. Zoowel te Partenkirchen als te Garmisch vindt men zeer geschikte logementen. De omstreken bieden veelvuldige gelegenheid aan tot de schoonste wandelingen; en de bevolking heeft nog in manieren en levenswijze die naïeve eenvoudigheid, dat hartelijke en vertrouwelijke weten te bewaren, dat de stroom van toeristen onherroepelijk wegvaagt en dat dan ook wel hier niet lang meer blijven zal. Nu wordt ge nog als vreemdeling door ieder met voorkomende, gemeenzame vriendelijkheid gegroet, en ge kunt het druk genoeg hebben met het beantwoorden van het “Grüss Gott!” dat u op uwe wandelingen van alle kanten tegenklinkt. Bijna alle knapen en de meeste mannen dragen nog het nationale kostuum der bergbewoners; en alle hoeden zijn op schilderachtige, kranige manier met veeren versierd, die uitnemend goed passen bij de bruine, flinke gezichten. De vrouwen ziet men weinig, behalve des zondags, als zij naar de kerk gaan, met hooge bonte mutsen op het hoofd en omhangen met zilveren kettinkjes, die van ouds tot haar kostuum behooren.

Het kasteel Neu-Schwanstein.

Het kasteel Neu-Schwanstein.

De afstand tusschen Partenkirchen en het kasteel Linderhof bedraagt met rijtuig omstreeks drie uren. Men volgt eerst den grooten weg naar Munchen; aan het dorp Oberau slaan wij links af en komen in de smalle romantische vallei van de Graswang, die ook naar het om zijn Passionsspiel maar al te goed bekende Ober-Ammergau voert. Te Oberau wordt de weg zeer steil en zeer moeielijk te bestijgen. Om deze twee mijlen lange steile helling te beklimmen, had de Koning de gewoonte, een paar stevige boerenpaarden te huren, die men mij in het voorbijrijden nog wees. Dicht bij den top ziet men, onder de beuken, een grafsteen, die sprekende getuigenis aflegt van de gevaren van den weg en van de schier onoverkomelijke moeilijkheden, die Lodewijk II moest overwinnen, om op eene hoogte van achthonderd el en op een der ontoegankelijkste punten van zijn rijk, zijn van marmer en goud schitterend paleis te bouwen. Hier op deze plek kwamen twee mannen om, die mede behulpzaam waren bij het vervoer van eene monumentale beeldengroep, de Kruisiging voorstellende, een geschenk van den Koning aan het dorp Ober-Ammergau; een der beelden viel en verpletterde de beide ongelukkigen.

Boven op den top der halsbrekende helling ligt het gehucht Ettal, benevens een voormalig klooster, thans eigendom der graven van Pappenheim; van hier begint de weg te dalen en brengt u in een half uur naar de woning van den boschwachter van Linderhof, op een open plek te midden der bosschen gebouwd. Het kasteel ligt hier vlak bij, maar het is nog verborgen achter eene met prachtige dennen begroeide hoogte. Zelfs wanneer ge door het hek zijt gegaan, en links de groote woningen in zwitserschen stijl van den rentmeester en van de bedienden, door boomen omringd, uwe aandacht trekken, blijft het kasteel zelf nog onzichtbaar; eerst als ge den laatsten hoek van de oprijlaan zijt omgeslagen, ziet ge den kleinen witten gevel voor u, die wel als verloren schijnt tusschen de hooge rotswanden en den donkeren dennenheuvel.

Wie te Linderhof zou willen overnachten, rekene er op dat dit niet zoo gemakkelijk gaat; want men is hier mijlen ver verwijderd van het naaste dorp en van elke herberg hoe eenvoudig ook. Alleen in de woning van den rentmeester kan men een zeer bescheiden logies vinden, waarvoor vrij duur moet worden betaald; maar aangezien de opeenhooping van reizigers hier noodwendig veel grooter is dan te Hohenschwangau, is het genoegzaam onmogelijk een onderkomen te vinden, als men niet vooruit geschreven heeft. Bij mijne komst stond het voorplein vol rijtuigen en wagens van allerlei soort; reeds in den morgen was het laatste bed besproken geworden. Na vergeefsche pogingen bij den boschwachter, die zijn huis ook tot het ontvangen van gasten heeft ingericht, vond ik eindelijk nog een klein kamertje in een bijgebouwtje aan het andere einde van het park, bewoond door tuinlieden, gendarmen en het gezin van den machinist. Mijn logies was evenwel zoo geschikt, dat ik besloot hier drie dagen te blijven, ten einde op mijn gemak deze tweede stichting van Koning Lodewijk te bekijken.

Korten tijd na Neu-Schwanstein begonnen, was het kasteel—men zou kunnen zeggen het paviljoen—Linderhof reeds tien jaren geleden geheel voltooid. Het werd gebouwd op dezelfde plek, waar een rustiek jachthuisje van Maximiliaan II stond, dat door zijn zoon in de nabijheid in het park werd verplaatst. Linderhof was de eenige van zijne nieuwe residentiën, die de Koning heeft kunnen voltooien, en dus ook de eenige, waar hij geregeld kon wonen. Hij vertoefde er echter nooit langer dan veertien dagen achtereen: hier even als elders, op bepaalde dagen en uren verschijnende en weder vertrekkende, naar het voorbeeld van Lodewijk XIV, den monarch voor wien hij eene zoo grenzelooze bewondering en vereering koesterde.

Bij den bouw van Linderhof liet de Koning zich geheel leiden door zijn smaak voor de schitterende pracht der achttiende-eeuwsche kunst. Men heeft meermalen Linderhof met Klein-Trianon vergeleken; de vergelijking betreft echter alleen de kleine afmetingen van beide kasteelen en hunne min of meer fantastische omgeving. De gevels van Linderhof zijn ontworpen in den bloemrijken en overladen stijl van het rococogenre, en ook hier beslaan de geheel naar franschen trant geteekende vijvers, watervallen en terrassen eene aanzienlijke oppervlakte. Wij zien ons hier midden in de achttiende eeuw verplaatst.

Het kasteel is een vierkant gebouw van omstreeks twintig meter breed en dertig diep, daaronder begrepen de aan iederen gevel vooruitspringende middenvakken; het heeft slechts eene enkele verdieping, die door eene hooge benedenverdieping gedragen wordt. Voor den hoofdingang is een breed terras, versierd met een bloemperk, waar witte leliën zich op haar stengels wiegen; aan dit terras grenst een breede trap, die naar een langwerpig bassin voert, waaruit een prachtige waterstraal van vijftig el hoogte ontspringt. Aan de overzijde van dat bassin begint eene reeks van terrassen en bloemperken, die amphitheaters-gewijze omhoog stijgen naar een kleinen zuilentempel, waarin een wit marmeren Venusbeeld is geplaatst.—De zijgevels hebben het uitzicht op bloem- en grasperken, versierd met standbeelden en omgeven door geschoren hagen en prieelen; uit den achtergevel heeft men het gezicht op eene reeks van kunstmatige watervallen, die in de berghelling zijn uitgehouwen en bekroond worden door eene fraaie groep van Neptunus in zijn wagen.

Deze geheele dekoratie maakt zeker op een plaat of van verre gezien een zeer schoon verrassend effect: jammer slechts, dat gij deze fraaiigheden niet van nabij moet bekijken. Wie zou hier balustraden van kunststeen, vazen en standbeelden van zink verwachten; wie, een gebouw van baksteen en hout, uitwendig met cement en dergelijke kunstmiddeltjes bepleisterd en beplakt? Heeft de werkelijk kunstlievende Koning dit, in een oogenblik van verbijstering, inderdaad aldus gewild, of heeft men hem gewetenloos bedrogen? Hoe het zij, een aantal zuilen en beelden, festoenen en guirlandes zijn reeds gebarsten en brokkelen voortdurend af, ondanks de herhaalde reparatiën. Op deze hoogte, te midden der bergen, zou alleen het graniet aan de vernielende werking van het klimaat weerstand kunnen bieden.—Het inwendige van het kasteel, hoewel ook daar teekenen van ontijdig verval ten gevolge van slordige constructie zijn waar te nemen, is over het algemeen met meer zorg afgewerkt.

De vestibule, die met drie fraaie hekken is afgesloten, prijkt met een ruiterstandbeeld van Lodewijk XIV. In het midden van de zoldering schittert eene groote gouden zon met het beroemde devies: Nec pluribus impar. Een dubbele wenteltrap voert naar de bovenverdieping, die zes groote kamers en aan de hoeken vier kleine boudoirs bevat. De zes staatsievertrekken zijn: twee salons naar de Gobelins genoemd, een kabinet, een slaapkamer, een eetzaal en de spiegelsalon. Overal ziet ge borstbeelden en portretten van Lodewijk XIV en Lodewijk XV, en geschilderde voorstellingen van het leven aan het oude fransche hof. In de boudoirs, die met geel, paars, rose en blauw zijn bekleed, vindt men eene merkwaardige verzameling van pastelteekeningen, en daaronder de portretten van madame de Pompadour, van la Dubarry, van den hertog de Choiseul-Praslin en den kanselier de Maupeou, van de hertoginnen de Grammont en de Châteauroux, benevens van andere celebriteiten van het hof van Louis XV. In de eetzaal is eene inrichting aangebracht, waardoor de tafel des Konings naar de benedenverdieping daalt en weder gedekt oprijst.—De slaapkamer, die geheel afgewerkt, beschilderd en rijk verguld was, ligt tegenwoordig weer geheel overhoop, daar de Koning—men weet niet waarom—bepaald had, dat deze kamer zou worden vergroot, door den muur aan de tuinzijde drie meter verder naar buiten te brengen. Deze verandering was van zoo ingrijpenden aard, dat daardoor zelfs eene verbouwing van de watervallen en eene verplaatsing van de groep van Neptunus noodig werd geacht!—De koninklijke vertrekken vermoeien door overlading van pracht. Al die trumeaux en corniches, al die draperieën, behangsels en meubelen, uwe oogen verblindende door de schittering van goud en bonte kleuren, getuigen zoo zeer van wansmaak en gebrek aan echten kunstzin, herinneren zoo zeer aan de achttiende eeuw met haar ijdelen tooi en valschen schijn, dat ge er al zeer spoedig genoeg van hebt.

In het park en langs den zoom van het bosch vindt ge nog een aantal merkwaardigheden van hetzelfde genre verspreid.—Ziehier vooreerst eene kleine kapel, vlak bij het kasteel, en die door haar eenvoudig uiterlijk sterk afsteekt bij de pracht van haar buurman. Voorts een majestueuse, eerwaardige linde, waaraan Linderhof vermoedelijk zijn naam heeft te danken. Hoewel deze boom de symmetrische eenvormigheid der terrassen verbreekt, heeft men toch de goede gedachte gehad, hem om zijn hoogen ouderdom te sparen. De Koning had rondom den zwaren stam en tusschen de takken trappen en rustieke zitbanken laten aanbrengen; naar men zegt, gebruikte hij daar ’s morgens zijn ontbijt, luisterende naar het gezang der vogels.—Op eenige minuten afstands van het kasteel vindt men eene oostersche kiosk en dan de beroemde blauwe grot. Deze kiosk, welke tegen eene prachtige rij beuken op een der terrassen is geplaatst, is afkomstig van ik weet niet meer welke wereldtentoonstelling. Uitwendig gelijkt zij op een muzelmansch grafteeken; het inwendige schittert van goud en sprekende kleuren. In eene soort van alkove staat een breede divan, geheel met veelkleurig borduursel bedekt, en waarboven drie pauwen zijn geplaatst, wier uitgespreide staarten, door elektrisch licht beschenen, schitteren en flonkeren als diamanten.

Maar de grootste merkwaardigheid is wel de blauwe grot, eene navolging van de beroemde grot van Capri. Zij is geheel in de berghelling uitgegraven en beslaat eene zeer aanmerkelijke oppervlakte; behalve de lange smalle gang, die tot haar voert, bestaat zij uit eene groote en eene kleine zaal, benevens een aantal nissen en donkere hoeken, waar rustbanken zijn geplaatst. Het middelste gedeelte wordt ingenomen door een meertje of vijver van vijftien meter breedte, waarin zich met groot gerucht een waterval stort. Hier is letterlijk alles namaak: de rotsen en de stalaktiten zijn van cement over een vlechtwerk van ijzerdraad; nagemaakte palmen, nagemaakte lotussen en nagemaakte bloemkransen prijken langs de wanden en langs den zoom van het water; tegen den oever ligt een bootje, waarvan de voorsteven met een amor is versierd, terwijl van achteren, op een bed van bladeren en rozen, duifjes trekkebekken. Tusschen twee vooruitspringende rotsen is een groot doek gespannen, waarop Tannhäuser is afgebeeld, slapende aan de voeten van Venus en omstuwd door bacchanten en razende faunen. Een reeks elektrische lampen, waarvan de draaiende glazen door bijzondere, zeer kostbare machines in beweging worden gezet, verspreiden over het geheel een telkens wisselend licht, dat eindelijk in al de kleuren van den regenboog straalt….!

Deze wonderlijke grot, die ons geloof aan den esthetischen smaak des Konings op eene harde proef stelt, herinnert zoozeer aan eene kermisvertooning of aan het slottableau van een ballet, dat het eene ware verkwikking is als ge, uit deze tooverwereld van twijfelachtig allooi getreden, uw hart weer moogt ophalen aan de kalme ernstige schoonheid der natuur, die geen valschen tooi behoeft. Aan alle kanten bieden zich heerlijke wandelingen aan; wilt ge een verrukkelijk schoon gezicht op de vallei hebben, begeef u dan naar den kleinen zuilentempel, dien ik reeds noemde. Van ditzelfde punt onderscheidt ge ook, in de verte, op de uiterste spitsen der tegenoverliggende rotsen, twee kleine châlets, die als uit de lucht schijnen gevallen. Ook dat zijn koninklijke verblijven, waarin Lodewijk II, die steeds bij voorkeur de hoogste en eenzaamste plekjes opzocht, nu en dan eenige dagen ging doorbrengen. Nog dieper in het gebergte had de Koning wederom andere plekken uitgekozen, om daar verschillende gebouwtjes te doen plaatsen. Dicht bij de grens, langs den partikulieren weg, die van Linderhof naar Hohenschwangau voert, heeft hij een marokkaansch paviljoen en de zoogenaamde Hundinghütte laten bouwen. Deze laatste moet eene oud-germaansche hut voorstellen, en is de getrouwe navolging van de hut van Hunding, zoo als die in de Walküre van Wagner voorkomt. In de nabijheid van de Plansee eindelijk had Lodewijk II den bouw ondernomen van een paviljoen van Sint-Hubert.

Vatten wij onze indrukken van deze koninklijke residentie samen, dan moeten wij bekennen dat het kasteel van Linderhof een juweel van kunst had kunnen worden, indien de Koning zich door een soberder en fijner smaak had laten leiden en weerstand had weten te bieden aan de verlokkingen eener geblankette en opgetooide rococo-kunst, die hier allerminst op haar plaats is. Maar toch, ook zoo als het nu is, behoort dit kasteel met zijne fantastische omgeving en bijgebouwen, tot de eigenaardigste merkwaardigheden der streek; en de woest-verheven, romantische bergnatuur, die dit paviljoen à la Pompadour omringt, draagt er niet weinig toe bij om de aantrekkelijkheid en bekoring er van te Verhoogen.

III

Zij die per spoor de reis van Munchen naar Salzburg hebben gemaakt, herinneren zich zeker nog wel eene majestueuse witte façade, die tusschen groene bosschages en boomgroepen, aan den oever van de Chiemsee, het grootste meer van Beieren, te voorschijn treedt. Dat is het paleis van Herrenchiemsee, het duitsche Versailles.

Neu-Schwanstein.

Neu-Schwanstein.

Van Munchen uit kan men op een dag de reis heen en weer maken; twee uren na het vertrek stopt de trein te Prien, het naast bij het meer gelegen station. Een kwartier verder, te Stock, is het punt waar de stoomboot, die het meer bevaart, aanlandt.

Het voorkomen van het land is over het algemeen tamelijk vlak, en de oevers van het groote meer, dat omstreeks twintig kilometers lang en ruim tien breed is, zijn vrij eentonig en karakterloos. Alleen aan de zuidzijde verrijzen de Alpen, waarvan sommige toppen eene hoogte bereiken van tweeduizend el. In het meer liggen drie eilanden: een onbeteekenend eilandje, deels met riet en biezen begroeid, deels tot moestuin ingericht; het Fraueninsel, dat ongeveer tien hektaren groot is; en het Herreninsel of Herrenwörth, dat eene oppervlakte beslaat van ruim tweehonderd hektaren en met bosschen en weilanden is bedekt.

Deze beide eilanden, dicht bij elkander gelegen, ontleenen hun naam aan het nonnenklooster en aan de Benediktijner-abdij, die daar in vroeger eeuw werden gesticht en waaraan de eilanden behoorden. Fraueninsel vooral is zeer bekoorlijk, vooral ook om het heerlijke panorama van het meer en de Alpen. De landelijke herberg, die in den zomer druk bezocht wordt, staat vlak naast het oudere reeds in 783 gestichte klooster, dat door Koning Lodewijk I aan de Benediktijner-nonnen werd teruggegeven en thans tot pensionaat voor meisjes is ingericht. Vooral de schilders uit Munchen plegen hier dikwijls te vertoeven.

De insgelijks in de achtste eeuw gestichte abdij van Herreninsel of Herrenwörth heeft in de geschiedenis der Kerk eene belangrijke en glansrijke rol gespeeld. Het klooster werd tijdens den inval der Hunnen verwoest, en nam later eene eerste plaats in onder de godsdienstige gestichten van Beieren. In 1806 werd de eerwaardige abdij geseculariseerd; Herrenwörth werd voor een spotprijs verkocht aan partikulieren, die, zonder eenigen eerbied voor het roemvol verleden der gewijde plaats, zooveel mogelijk voordeel van hunne bezitting trachtten te trekken. De oude torens en gebouwen werden gedeeltelijk gesloopt; de kerk werd tot eene brouwerij ingericht, en men had reeds een aanvang gemaakt met het vellen der bosschen, toen Koning Lodewijk II in 1873 het domein kocht.

De kleine stoomboot, die zeker voortaan niet meer voldoende zal zijn voor het vervoer der talrijke bezoekers,—hun aantal bedraagt, naar het zeggen, gemiddeld vijf- à zeshonderd per dag;—zet u vlak bij de bijgebouwen Van het klooster aan wal. Hier is de boerderij, de brouwerij en een in der haast ingericht restaurant, waar vooral gedurende de maanden Augustus en September eene onbeschrijfelijke drukte heerscht en oceanen bier worden verzwolgen. De gebouwen van het eigenlijke klooster omgeven nog aan de vier zijden den stillen fraaien kloosterhof.—Men wijst u nog de vertrekken der voormalige abten; tijdens den bouw van het paleis werden zij bij herhaling door den Koning betrokken.

Linderhof.

Linderhof.

Van den kleinen heuvel die Herrenwörth draagt, voert een weg, in tien minuten, door het bosch naar het nieuwe paleis. Uit het dennenbosch komt ge eensklaps op een plateau, waar u eene zonderlinge verrassing wacht. Daar ziet ge voor u de welbekende groote façade van Versailles, maar uitkomende tegen een prachtigen achtergrond van blauwe bergen en donkere bosschen. Overigens schijnt het de bekende omgeving: het terras, de waterpartijen, de breede steenen trap, het bassin van Latone, het groote grasperk (le Tapis-vert); en aan den horizon de heldere wateren van het meer, omlijst door de prachtige lanen.

Deze eerste indruk wordt intusschen bedorven door twee pyramiden van rotsen, die uit de bovenste bassins oprijzen en allegorische groepen dragen, voorstellende de godin Fortuna en Pegasus. De grillige onregelmatige omtrekken dezer rotsen, die natuurlijk van elders zijn aangevoerd, passen niet bij de strenge harmonische lijnen der façade, waarvan zij het effect bederven. De façade is eene getrouwe navolging van die te Versailles, maar zij is de eenige, die van buiten geheel voltooid is. De lange noordelijke vleugel, die het theater en de kapel moest bevatten, staat nog in het ruw; van den zuidelijken vleugel is niets te zien dan een begin der fondamenten.

Ik weet niet, in hoeverre het inderdaad de bedoeling des Konings was, het paleis van Versailles in zijn ganschen kolossalen omvang als het ware na te bouwen. Uit het plan der deels voltooide, deels aangevangen gebouwen mag men, naar het schijnt, opmaken, dat inderdaad het voornemen bestond om eene kopie te leveren van het tegenwoordige Versailles; eene verbeterde kopie, in zoo verre alle gevels in denzelfden stijl zouden worden opgetrokken en sommige gedeelten, die in het oorspronkelijke niet meer aanwezig zijn, zouden worden hersteld. De zijvleugels, die den marmeren voorhof omgeven, dragen hetzelfde karakter als de groote façade aan de tuinzijde; de groote trap is op dezelfde plaats aangebracht als de trap, die door Louis XIV te Versailles werd gebouwd doch later verplaatst.

Is het niet ergerlijk en onvergeeflijk, dat dezen prachtigen, koninklijken gebouwen, zoo majestueus en indrukwekkend van ordonnantie en stijl, hetzelfde onhebbelijke euvel aankleeft als het kasteel van Linderhof? Zou men het kunnen gelooven, dat ook hier dezelfde slordige constructie is gevolgd? Alleen de onderbouw is van echt, degelijk graniet; al het overige, van de benedenverdieping tot de balustraden en tropeeën op de kroonlijst, is van baksteen en pleister! Zoo bouwde Lodewijk XIV toch niet; de groote Koning zou het zeer zeker beneden zijne waardigheid hebben gerekend, in een paleis te wonen, waarvan de gemeene grondstof maar noode verborgen werd door een plaksel van cement. De gevolgen van dit echt moderne knoeiwerk zijn dan ook niet uitgebleven: misschien ook door de vochtige uitwasemingen van het meer, doch stellig ten gevolge van deze onverantwoordelijke manier van bouwen, ziet men reeds op een aantal plaatsen zwarte en groenachtige vlakken en sporen van ontijdig verval.

Van binnen zijn slechts veertien vertrekken geheel voltooid; daarnaast en daaronder bevinden zich groote ledige ruimten, vol vuil en stof. En toch, hoeveel millioenen zijn voor dit paleis niet verspild! Het is wel de moeite waard, eene meer uitvoerige beschrijving van het voltooide gedeelte van het paleis te geven, vooral omdat ge hier bij iederen voetstap aanleiding vindt tot het maken van zeer interessante vergelijkingen. Voor wie Versailles kent, is een bezoek aan Herrenchiemsee eigenlijk eerst recht belangwekkend.

Het eerste wat bij het binnentreden van het paleis uwe aandacht trekt, is een reusachtige pauw, gezeten op een marmeren urn, die door een met verguld bronzen ornamenten versierden sokkel gedragen wordt. De kop, de borst en de lange uitgespreide staart van den vogel vertoonen de natuurlijke kleurenmengeling; elk oog in den prachtigen staart is van geëmailleerd zilver. Dat deze geheele groep uit Parijs afkomstig is, bemerkt ge dadelijk aan het afgewerkte en aan dat zekere cachet, hetwelk zoo moeilijk is na te bootsen. Deze pauw staat in het midden van een door zuilen gedragen vestibule, waardoor ge naar den marmeren voorhof en naar den zijgevel gaat, waarin de groote trap is aangebracht. Deze laatste, een dubbele wenteltrap, die haar licht van boven ontvangt, is tweemaal zoo breed als de tegenwoordige trap te Versailles, en verschilt bovendien daarvan ten eenemale door hare schitterende, veelkleurige dekoratie. De volgende appartementen zijn rustiger van toon.

De eerste kamer, die ge betreedt, is de zaal der koninklijke lijfwacht. Breede lijsten en pilasters van grijs, rood en wit marmer omvatten de paneelen, die met tafreelen uit den spaanschen successie-oorlog zijn beschilderd. De borstbeelden van Condé, Turenne, Vauban en Villars zijn op voetstukken langs de wanden geplaatst, en voor de ramen staan vier-en-twintig hellebaarden, met blauw fluweel omkleed.—Daarop volgt de eerste antichambre, van grijs en wit marmer, met goud ingelegd; vervolgens de zaal van het Oeil-de-Boeuf, die veel grooter is dan haar beroemde naamgenoot en voorgangster te Versailles. In het midden van dit prachtige vertrek staat een ruiter-beeld van den grooten Koning; langs de marmeren wanden ziet men portretten van Lodewijk XIV, hetzij alleen, hetzij omringd door de leden der koninklijke familie, en van den hertog van Orleans.—Deze reeks vertrekken zal zelfs indruk maken op hen, die op het stuk van vorstelijke appartementen tamelijk geblaseerd zijn: en toch zijn er enkele dingen, die u hinderen en aan het effect schaden: zoo als, bij voorbeeld, de niet goed gekozen kleuren der gordijnen en der traditioneele tabouretten (hoog violet voor de eerste antichambre, smaragdgroen voor de zaal van het Oeil-de-Boeuf), die met hun zware gouden borduursels niet in harmonie zijn met het karakter van het geheel.

Niets herinnert zoo volkomen aan Versailles als de groote galerij, de galerie des glaces, met haar salons van den oorlog en den vrede, haar met allegorische groepen en figuren beschilderde zoldering, haar lichtkleurige marmeren wanden, haar borstbeelden van romeinsche keizers. Dit is eene in vollen nadruk prachtige, echt koninklijke zaal, waarvan het effect nog wordt verhoogd door de vijf-en-dertig kristallen lichtkronen en twee-en-vijftig kandelabres, die te zamen niet minder dan vijf-en-twintighonderd waskaarsen kunnen dragen. Eene van de meest geliefkoosde uitspanningen van den beklagenswaardigen Koning was het aanschouwen van deze weergalooze verlichting, die alleen voor hem ontstoken werd.

De raadzaal neemt in het paleis dezelfde plaats in als de salle du Conseil te Versailles, maar zij is tweemaal zoo groot en uitmuntend verlicht. De dekoratie is wit met goud; de gordijnen zijn blauw met gouden leliën; voor de massieve vergulde tafel, met een kleed van blauw fluweel bedekt, staat een monumentale fauteuil, versierd met de koninklijke kroon en met dooreengevlochten L’s. Ook de hooge pendule van Versailles is niet vergeten; zij staat nu stil, maar toen zij nog ging, opende zich bij het slaan van het uur, eene kleine nis, waaruit Lodewijk XIV te voorschijn trad, begroet door zijne buigende hovelingen.

Maar al wat wij tot hiertoe gezien hebben, verbleekt bij de wonderen van de dusgenaamde “paradekamer”: daar wacht ons een schouwspel, waarop niets ons had voorbereid. Hier zijn wij niet meer te Versailles; hier vergeten wij zelfs de Chiemsee; wij zijn eensklaps overgeplaatst in eene tooverwereld, in een visioen; en onwillekeurig ontsnapt ons een uitroep van verbazing, meer dan van bewondering. Verbeeld u een soort van toover-tempel, stralende in rooden lichtgloed, waar het aan alle kanten schittert van goud, dat nauwelijks ruimte overlaat voor fluweel en tapisserie. Ik zie geen kans om al de kostbaarheden te beschrijven, in overstelpenden overvloed opgehoopt in deze ruimte van veertien meters in het vierkant, die, naar men zegt, niet minder dan twee-en-een-half millioen mark heeft verslonden. Het bed alleen is op zich zelf een wonderwerk, en de borduursters van Munchen, uit wier handen dit meesterstuk kwam, hebben aan dien arbeid zeven jaar van haar leven gewijd. De gordijnen van den baldakijn zijn van tapisserie au petit point en van zwaar goud borduursel op goudbrokaat. De sprei is een meesterstuk van geduld en smaak. De hooge purperen gordijnen, welke voor de ramen hangen, zijn letterlijk overladen met gouden belegsels, die twee centimeters hoog zijn en zoo zwaar, dat het eenige moeite kost, deze massieve draperieën uit de plooi te brengen. De totaal-indruk is die van grenzenlooze verkwisting, van alle maat en perk te buiten gaande pracht: het is een visioen uit een of ander oostersch paleis, een sprookje uit de Duizend-en-een-Nacht, plotseling tot werkelijkheid geworden.

Voor den armen krankzinnigen Koning zelven was deze weergalooze paradekamer een soort van heiligdom, gewijd aan de vereering, ik mag wel zeggen aan de eeredienst van den monarch, dien hij schier als eene godheid huldigde, van den Roi-soleil, Lodewijk XIV. Hij zelf heeft dit vertrek nooit bewoond; hij had het dan ook niet voor zijn persoonlijk gebruik laten inrichten: het moest een tempel zijn, waar hij, in stille devotie en ongestoorde eenzaamheid, zijn cultus vieren kon.—Daar is in waarheid iets tragisch in die hartstochtelijke, bijna afgodische vereering van den beierschen Koning voor Lodewijk XIV. Wat hem het meest aantrok in deze inderdaad imposante figuur was zeker wel de volle ontplooiing der koninklijke waardigheid en majesteit, waarvan de Roi-soleil, niet zonder recht, als de type bij uitnemendheid gelden mag. Ook Lodewijk II van Beieren had een zeer hoog gevoel van zijne koninklijke waardigheid en een diep besef van zijne koninklijke macht; maar het ontbrak hem juist aan datgene wat Lodewijk XIV in zoo hooge mate bezat: het aangeboren talent of genie tot regeeren, de innerlijke macht om koning te zijn. Niet ieder wie maar wil kan Lodewijk XIV navolgen: daartoe is het niet genoeg, kunstliefde te bezitten als hij, dichters en kunstenaars te beschermen en aan te moedigen als hij, en als hij prachtige paleizen te bouwen; daartoe behoort ook die ernstige opvatting van zijne roeping, die persoonlijke toewijding aan zijne taak, waardoor de groote Koning zich niet minder onderscheidde dan door den glans zijner hofhouding. In de werkelijkheid was er al zeer weinig gemeen tusschen Lodewijk II van Beieren, die zich zeer luttel met de regeering bemoeide en zich aan al zijne koninklijke plichten onttrok, en zijn doorluchtig voorbeeld, wiens geheele leven in het koning-zijn opging. Voelde hij wat hem ontbrak; besefte hij dat én zijn karakter én de omstandigheden en verhoudingen, waarin hij geplaatst was, hem de verwezenlijking van zijn ideaal onmogelijk maakten, en trok hij zich daarom moedeloos in de eenzaamheid terug, wat hem nog aan krachten en vermogen restte uitputtende in doel- en vruchtelooze vereering en navolging van dien grooten koning, die zoo ver boven hem stond? Is ook Lodewijk II, met zijne onbetwistbare gaven en talenten, zijne hooge fijne natuur, het diep besef zijner waardigheid, het slachtoffer geworden van de onmogelijke, door en door valsche positie, waarin onze democratische eeuw, die liever van beneden getiranniseerd wil worden, de op den troon geboren koningen plaatst? Daar ligt een geheimzinnige sluier over dat aanvankelijk zoo veel belovende, zoo treurig en ontijdig afgesneden vorstenleven;…. dat moge zijn troost zijn geweest, dat velen hem hebben lief gehad.

De particuliere vertrekken des konings bevinden zich in den vleugel van den voorhof, tegenover de groote trap. Zij bestaan uit eene slaapkamer, een boudoir, een kabinet, een eetzaal, een grooten en een kleinen salon, eene galerij, en op de benedenverdieping uit een badkamer en een toiletkamer. Al deze vertrekken zijn geheel afgewerkt en gemeubeld; de koning heeft ze tweemalen bewoond, voor het laatst in de maand October 1885.

Hier herinnert niets meer aan Versailles en zijne statige klassieke dekoratie, in de aangrenzende staatsievertrekken zoo getrouw nagebootst; integendeel, even als te Linderhof bevinden wij ons hier te midden van het meest overladen rococo. Overal zien wij portretten van Lodewijk XV en van dames en heeren van zijn hof; tafreelen uit het achttiende-eeuwsche hofleven; keurig ingelegde en beschilderde meubelen, lichtkronen en schoorsteenmantels van saksisch porselein; met goud geborduurde stoelen en gordijnen. Even als te Linderhof, is de slaapkamer blauw, het koninklijk kabinet groen, en de eetzaal karmozijnrood.

De Mariënbrücke bij Neu-Schwanstein.

De Mariënbrücke bij Neu-Schwanstein.

De badkamer, waarvan de wanden met vrij gedecolleteerde voorstellingen prijken, en waarvan de kuip acht meter breed is, sluit de reeks der koninklijke vertrekken. Maar nu moet ge nog de groote zalen van de eerste verdieping bezoeken, waarvan de aan den wand gespijkerde naam-bordjes aan de salons te Versailles herinneren, maar die nog geheel onafgewerkt zijn. En dan de reeks van naakte holle ruimten, die den noordelijken vleugel uitmaken…. In waarheid, dit paleis, voor een zoo klein gedeelte met zoo groote moeite voltooid, niet meer dan een ontwerp en reeds half een ruïne, laat een treurigen indruk achter. Deze schepping ging de krachten van den schepper te boven…. Het is niet zoo gemakkelijk, Lodewijk XIV na te doen!

——

THE FULL PROJECT GUTENBERG LICENSE PLEASE READ THIS BEFORE YOU DISTRIBUTE OR USE THIS WORK To protect the Project Gutenberg-tm mission of promoting the free distribution of electronic works, by using or distributing this work (or any other work associated in any way with the phrase “Project Gutenberg”), you agree to comply with all the terms of the Full Project Gutenberg-tm License .

Section 1.  General Terms of Use and Redistributing Project Gutenberg-tm electronic works 1.A.  By reading or using any part of this Project Gutenberg-tm electronic work, you indicate that you have read, understand, agree to and accept all the terms of this license and intellectual property (trademark/copyright) agreement.  If you do not agree to abide by all the terms of this agreement, you must cease using and return or destroy all copies of Project Gutenberg-tm electronic works in your possession. If you paid a fee for obtaining a copy of or access to a Project Gutenberg-tm electronic work and you do not agree to be bound by the terms of this agreement, you may obtain a refund from the person or entity to whom you paid the fee as set forth in paragraph 1.E.8. 1.B.  “Project Gutenberg” is a registered trademark.  It may only be used on or associated in any way with an electronic work by people who agree to be bound by the terms of this agreement.  There are a few things that you can do with most Project Gutenberg-tm electronic works even without complying with the full terms of this agreement.  See paragraph 1.C below.  There are a lot of things you can do with Project Gutenberg-tm electronic works if you follow the terms of this agreement and help preserve free future access to Project Gutenberg-tm electronic works.  See paragraph 1.E below. 1.C.  The Project Gutenberg Literary Archive Foundation (“the Foundation” or PGLAF), owns a compilation copyright in the collection of Project Gutenberg-tm electronic works.  Nearly all the individual works in the collection are in the public domain in the United States.  If an individual work is in the public domain in the United States and you are located in the United States, we do not claim a right to prevent you from copying, distributing, performing, displaying or creating derivative works based on the work as long as all references to Project Gutenberg are removed.  Of course, we hope that you will support the Project Gutenberg-tm mission of promoting free access to electronic works by freely sharing Project Gutenberg-tm works in compliance with the terms of this agreement for keeping the Project Gutenberg-tm name associated with the work.  You can easily comply with the terms of this agreement by keeping this work in the same format with its attached full Project Gutenberg-tm License when you share it without charge with others. 1.D.  The copyright laws of the place where you are located also govern what you can do with this work.  Copyright laws in most countries are in a constant state of change.  If you are outside the United States, check the laws of your country in addition to the terms of this agreement before downloading, copying, displaying, performing, distributing or creating derivative works based on this work or any other Project Gutenberg-tm work.  The Foundation makes no representations concerning the copyright status of any work in any country outside the United States. 1.E.  Unless you have removed all references to Project Gutenberg: 1.E.1.  The following sentence, with active links to, or other immediate access to, the full Project Gutenberg-tm License must appear prominently whenever any copy of a Project Gutenberg-tm work (any work on which the phrase “Project Gutenberg” appears, or with which the phrase “Project Gutenberg” is associated) is accessed, displayed, performed, viewed, copied or distributed: This eBook is for the use of anyone anywhere at no cost and with almost no restrictions whatsoever.  You may copy it, give it away or re-use it under the terms of the Project Gutenberg License included with this eBook or online at www.gutenberg.net 1.E.2.  If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is derived from the public domain (does not contain a notice indicating that it is posted with permission of the copyright holder), the work can be copied and distributed to anyone in the United States without paying any fees or charges.  If you are redistributing or providing access to a work with the phrase “Project Gutenberg” associated with or appearing on the work, you must comply either with the requirements of paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 or obtain permission for the use of the work and the Project Gutenberg-tm trademark as set forth in paragraphs 1.E.8 or 1.E.9. 1.E.3.  If an individual Project Gutenberg-tm electronic work is posted with the permission of the copyright holder, your use and distribution must comply with both paragraphs 1.E.1 through 1.E.7 and any additional terms imposed by the copyright holder.  Additional terms will be linked to the Project Gutenberg-tm License for all works posted with the permission of the copyright holder found at the beginning of this work. 1.E.4.  Do not unlink or detach or remove the full Project Gutenberg-tm License terms from this work, or any files containing a part of this work or any other work associated with Project Gutenberg-tm. 1.E.5.  Do not copy, display, perform, distribute or redistribute this electronic work, or any part of this electronic work, without prominently displaying the sentence set forth in paragraph 1.E.1 with active links or immediate access to the full terms of the Project Gutenberg-tm License. 1.E.6.  You may convert to and distribute this work in any binary, compressed, marked up, nonproprietary or proprietary form, including any word processing or hypertext form.  However, if you provide access to or distribute copies of a Project Gutenberg-tm work in a format other than “Plain Vanilla ASCII” or other format used in the official version posted on the official Project Gutenberg-tm web site (www.gutenberg.net), you must, at no additional cost, fee or expense to the user, provide a copy, a means of exporting a copy, or a means of obtaining a copy upon request, of the work in its original “Plain Vanilla ASCII” or other form.  Any alternate format must include the full Project Gutenberg-tm License as specified in paragraph 1.E.1. 1.E.7.  Do not charge a fee for access to, viewing, displaying, performing, copying or distributing any Project Gutenberg-tm works unless you comply with paragraph 1.E.8 or 1.E.9. 1.E.8.  You may charge a reasonable fee for copies of or providing access to or distributing Project Gutenberg-tm electronic works provided that – You pay a royalty fee of 20% of the gross profits you derive from      the use of Project Gutenberg-tm works calculated using the method      you already use to calculate your applicable taxes.  The fee is      owed to the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, but he      has agreed to donate royalties under this paragraph to the      Project Gutenberg Literary Archive Foundation.  Royalty payments      must be paid within 60 days following each date on which you      prepare (or are legally required to prepare) your periodic tax      returns.  Royalty payments should be clearly marked as such and      sent to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation at the      address specified in Section 4, “Information about donations to      the Project Gutenberg Literary Archive Foundation.” – You provide a full refund of any money paid by a user who notifies      you in writing (or by e-mail) within 30 days of receipt that s/he      does not agree to the terms of the full Project Gutenberg-tm      License.  You must require such a user to return or      destroy all copies of the works possessed in a physical medium      and discontinue all use of and all access to other copies of      Project Gutenberg-tm works. – You provide, in accordance with paragraph 1.F.3, a full refund of any      money paid for a work or a replacement copy, if a defect in the      electronic work is discovered and reported to you within 90 days      of receipt of the work. – You comply with all other terms of this agreement for free      distribution of Project Gutenberg-tm works. 1.E.9.  If you wish to charge a fee or distribute a Project Gutenberg-tm electronic work or group of works on different terms than are set forth in this agreement, you must obtain permission in writing from both the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and Michael Hart, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark.  Contact the Foundation as set forth in Section 3 below. 1.F. 1.F.1.  Project Gutenberg volunteers and employees expend considerable effort to identify, do copyright research on, transcribe and proofread public domain works in creating the Project Gutenberg-tm collection.  Despite these efforts, Project Gutenberg-tm electronic works, and the medium on which they may be stored, may contain “Defects,” such as, but not limited to, incomplete, inaccurate or corrupt data, transcription errors, a copyright or other intellectual property infringement, a defective or damaged disk or other medium, a computer virus, or computer codes that damage or cannot be read by your equipment. 1.F.2.  LIMITED WARRANTY, DISCLAIMER OF DAMAGES – Except for the “Right of Replacement or Refund” described in paragraph 1.F.3, the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, the owner of the Project Gutenberg-tm trademark, and any other party distributing a Project Gutenberg-tm electronic work under this agreement, disclaim all liability to you for damages, costs and expenses, including legal fees.  YOU AGREE THAT YOU HAVE NO REMEDIES FOR NEGLIGENCE, STRICT LIABILITY, BREACH OF WARRANTY OR BREACH OF CONTRACT EXCEPT THOSE PROVIDED IN PARAGRAPH F3.  YOU AGREE THAT THE FOUNDATION, THE TRADEMARK OWNER, AND ANY DISTRIBUTOR UNDER THIS AGREEMENT WILL NOT BE LIABLE TO YOU FOR ACTUAL, DIRECT, INDIRECT, CONSEQUENTIAL, PUNITIVE OR INCIDENTAL DAMAGES EVEN IF YOU GIVE NOTICE OF THE POSSIBILITY OF SUCH DAMAGE. 1.F.3.  LIMITED RIGHT OF REPLACEMENT OR REFUND – If you discover a defect in this electronic work within 90 days of receiving it, you can receive a refund of the money (if any) you paid for it by sending a written explanation to the person you received the work from.  If you received the work on a physical medium, you must return the medium with your written explanation.  The person or entity that provided you with the defective work may elect to provide a replacement copy in lieu of a refund.  If you received the work electronically, the person or entity providing it to you may choose to give you a second opportunity to receive the work electronically in lieu of a refund.  If the second copy is also defective, you may demand a refund in writing without further opportunities to fix the problem. 1.F.4.  Except for the limited right of replacement or refund set forth in paragraph 1.F.3, this work is provided to you ‘AS-IS’ WITH NO OTHER WARRANTIES OF ANY KIND, EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING BUT NOT LIMITED TO WARRANTIES OF MERCHANTIBILITY OR FITNESS FOR ANY PURPOSE. 1.F.5.  Some states do not allow disclaimers of certain implied warranties or the exclusion or limitation of certain types of damages. If any disclaimer or limitation set forth in this agreement violates the law of the state applicable to this agreement, the agreement shall be interpreted to make the maximum disclaimer or limitation permitted by the applicable state law.  The invalidity or unenforceability of any provision of this agreement shall not void the remaining provisions. 1.F.6.  INDEMNITY – You agree to indemnify and hold the Foundation, the trademark owner, any agent or employee of the Foundation, anyone providing copies of Project Gutenberg-tm electronic works in accordance with this agreement, and any volunteers associated with the production, promotion and distribution of Project Gutenberg-tm electronic works, harmless from all liability, costs and expenses, including legal fees, that arise directly or indirectly from any of the following which you do or cause to occur: (a) distribution of this or any Project Gutenberg-tm work, (b) alteration, modification, or additions or deletions to any Project Gutenberg-tm work, and (c) any Defect you cause. Section  2.  Information about the Mission of Project Gutenberg-tm Project Gutenberg-tm is synonymous with the free distribution of electronic works in formats readable by the widest variety of computers including obsolete, old, middle-aged and new computers.  It exists because of the efforts of hundreds of volunteers and donations from people in all walks of life. Volunteers and financial support to provide volunteers with the assistance they need, is critical to reaching Project Gutenberg-tm’s goals and ensuring that the Project Gutenberg-tm collection will remain freely available for generations to come.  In 2001, the Project Gutenberg Literary Archive Foundation was created to provide a secure and permanent future for Project Gutenberg-tm and future generations. To learn more about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation and how your efforts and donations can help, see Sections 3 and 4 and the Foundation web page at http://www.pglaf.org. Section 3.  Information about the Project Gutenberg Literary Archive Foundation The Project Gutenberg Literary Archive Foundation is a non profit 501(c)(3) educational corporation organized under the laws of the state of Mississippi and granted tax exempt status by the Internal Revenue Service.  The Foundation’s EIN or federal tax identification number is 64-6221541.  Its 501(c)(3) letter is posted at http://pglaf.org/fundraising.  Contributions to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation are tax deductible to the full extent permitted by U.S. federal laws and your state’s laws. The Foundation’s principal office is located at 4557 Melan Dr. S. Fairbanks, AK, 99712., but its volunteers and employees are scattered throughout numerous locations.  Its business office is located at 809 North 1500 West, Salt Lake City, UT 84116, (801) 596-1887, email business@pglaf.org.  Email contact links and up to date contact information can be found at the Foundation’s web site and official page at http://pglaf.org For additional contact information:      Dr. Gregory B. Newby      Chief Executive and Director      gbnewby@pglaf.org Section 4.  Information about Donations to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation Project Gutenberg-tm depends upon and cannot survive without wide spread public support and donations to carry out its mission of increasing the number of public domain and licensed works that can be freely distributed in machine readable form accessible by the widest array of equipment including outdated equipment.  Many small donations ($1 to $5,000) are particularly important to maintaining tax exempt status with the IRS. The Foundation is committed to complying with the laws regulating charities and charitable donations in all 50 states of the United States.  Compliance requirements are not uniform and it takes a considerable effort, much paperwork and many fees to meet and keep up with these requirements.  We do not solicit donations in locations where we have not received written confirmation of compliance.  To SEND DONATIONS or determine the status of compliance for any particular state visit http://pglaf.org While we cannot and do not solicit contributions from states where we have not met the solicitation requirements, we know of no prohibition against accepting unsolicited donations from donors in such states who approach us with offers to donate. International donations are gratefully accepted, but we cannot make any statements concerning tax treatment of donations received from outside the United States.  U.S. laws alone swamp our small staff. Please check the Project Gutenberg Web pages for current donation methods and addresses.  Donations are accepted in a number of other ways including including checks, online payments and credit card donations.  To donate, please visit: http://pglaf.org/donate Section 5.  General Information About Project Gutenberg-tm electronic works. Professor Michael S. Hart is the originator of the Project Gutenberg-tm concept of a library of electronic works that could be freely shared with anyone.  For thirty years, he produced and distributed Project Gutenberg-tm eBooks with only a loose network of volunteer support. Project Gutenberg-tm eBooks are often created from several printed editions, all of which are confirmed as Public Domain in the U.S. unless a copyright notice is included.  Thus, we do not necessarily keep eBooks in compliance with any particular paper edition. Most people start at our Web site which has the main PG search facility:      http://www.gutenberg.net This Web site includes information about Project Gutenberg-tm, including how to make donations to the Project Gutenberg Literary Archive Foundation, how to help produce our new eBooks, and how to subscribe to our email newsletter to hear about new eBooks.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *